Dinsdagmiddag, 16.00 uur. Waar ieder van mijn vrienden aan het werk is, zit ik alleen met een goed boek voor de open haard in het plaatselijke café. Even bij te komen van de drukke diensten. Het is rustig in het café: een enkele ZZP’er lijkt met serieuze zaken bezig te zijn op zijn MacBook, een gepensioneerd stel doezelen weg bij het haardvuur, een groepje jonge moeders heeft hun baby’s meegenomen.
Het lot van de jonge dokter: werken op ‘rare’ tijden en vrij zijn in de kantooruren. Wie in het weekend moet werken, heeft met een beetje geluk doordeweeks een paar dagen vrij. Twee weken achter elkaar of soms nog minder ‘gewone’ dagdiensten en daarna weer een dienstblok in. Je leert jezelf wel vermaken als je weekend telkens op een woensdag en donderdag valt. Echter, dit is geen klaagzang over de dienstenbelasting van de anios. Natuurlijk heeft het feit dat je het thuisfront nooit ziet tijdens de diensten (e.g. mijn partner komt thuis als ik naar mijn werk al ben, en ligt op één oor als ik thuis kom) impact. Er is wel één duidelijk voordeel: er zijn maar weinig dingen waar je als beginnende arts méér over het medisch inhoudelijke vak en jezelf als dokter leert dan in een avond of nacht op de Spoedeisende Hulp (SEH).
Die eerste weken van mijn nieuwe baan stond de start van mijn allereerste echte dienstblok met grote, rode letters in mijn agenda. Alsof ik zou vergeten wanneer ik die met angst tegemoet ziende avonden en nachten zou moeten beginnen. Hard gestudeerd voor de verplichte ABCDE-cursus, het sepsis protocol zit op mijn netvlies gebrand, en de logistiek van de SEH heb ik redelijk in de smiezen, maar eigenlijk is zelfs de grondigste voorbereiding niet voldoende om de onderbuik gevoelens weg te nemen.
Met grote opluchting lig ik te staren naar plafond als ik in bed lig; “niemand is overleden.” Zover te beoordelen heb ik geen enorme fouten gemaakt. Geen uitbrander gehad van de supervisor. So far so good. En dan volgt avond twee. En drie. En dan de nachten. En voor ik het weet, slijt het gevoel. Ik krijg zelfs zin in de diensten. Weet precies wat ik moet doen als een stik benauwde patiënt met COPD Gold IV binnen gebracht wordt met een CPAP masker, raak niet meer volledig in de stress bij tien patiënten in de wachtkamer, vijf ongezien in kamertjes en nog twee consulten die ongeduldig op mij liggen te wachten. Zelfs de niet al te zieke en klagende patiënten krijg ik inmiddels met enkele woorden redelijk tevreden: “Komt er nog een dokter? Als ik niemand voor 15.00 uur heb gezien, ga ik naar huis hoor!” “Sorry mevrouw, wat vervelend dat u zo lang heeft moeten wachten. Waar kan ik u mee helpen?” Mijn leercurve is nu zo onvoorstelbaar steil. Als ik kijk naar mijn derde week – mijn inwerkweek op de SEH – en nu, zes maanden later, dan staat daar een totaal andere dokter aan het bed van mijn patiënten. Niet dat de zorg eerst niet goed was, maar nu stáát daar echt een arts en niet iemand die het gevoel heeft een toneelstukje op te voeren.
Voor die ontwikkeling, enorme groei in zelfvertrouwen en nog altijd veel voorkomende leermomenten, zit ik met alle liefde op dinsdagmiddag in mijn eentje bij de open haard.
Column door: Maaike Demmers-Schuijt, anios interne geneeskunde
Wil je ook een column schrijven voor DJS stuur een mail naar info@dejongespecialist.nl